arrow_back

Van der Ende: Samenwerking in de keten essentieel voor echte impact

Van der Ende Steel Protectors Group is sinds 2011 gecertificeerd op niveau 5 van de CO2-Prestatieladder. Sinds die tijd is de CO2-footprint van de vestigingen en mobiliteit van het bedrijf met respectievelijk zo’n 70 en 30 procent gedaald. Een mooie prestatie, maar HSEQ-manager Ilja Bangma ziet grotere kansen. Daarbij is ketensamenwerking echter onmisbaar, stelt hij: “Pas dan kun je echte impact maken.”

Zoals de naam al doet vermoeden, Van der Ende Steel Protectors Group is een metaalconserveringsbedrijf. Het waarborgt de kwaliteit van stalen constructies, zoals waterkeringen, bruggen, spoorinfra en opslagtanks, door ze te beschermen tegen corrosie. Zo nam Van der Ende de boogconstructies boven de sporen van Amsterdam Centraal en de 9-kilometer lange Oosterscheldekering onder handen.

Prorail, initiatiefnemer van de CO2-Prestatieladder, is al lange tijd een belangrijke opdrachtgever voor van Van der Ende. Het was dan ook een logische stap voor het metaalconserveringsbedrijf om een certificaat op de Ladder te behalen. Sinds 2011 is het bedrijf dan ook gecertificeerd op niveau 5. “De CO2-Prestatieladder was een goed startpunt voor onze duurzaamheidsstrategie”, vertelt Bangma. “Het helpt je om stil te staan bij je eigen CO2-footprint en reikt duidelijke handvaten aan om die te verkleinen.”

Duurzamer materieel en wagenpark

Sindsdien is Van der Ende ook in bredere zin met duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen bezig, bijvoorbeeld op sociaal vlak. Om niveau 5 op de CO2-Prestatieladder te bereiken, werden verschillende stappen binnen de eigen bedrijfsvoering gezet. Zo reduceerde het bedrijf de CO2-uitstoot van het wagenpark met ongeveer 30 procent per gereden kilometer, door te investeren in zuinigere auto’s. De eerste volledig elektrische auto is inmiddels een feit en de volgende is besteld.

Daarnaast stapte Bangma in een werkgroep met andere partijen (binnen en buiten de eigen sector), om kennis uit te wisselen over de CO2-uitstoot van materieel. Daar liggen namelijk de meeste kansen: ongeveer 75 procent van de totale CO2-footprint van Van der Ende komt op conto van materieel. Dat komt met name door het dieselgebruik, licht Bangma toe: “In bijna alle gevallen voeren wij onze werkzaamheden uit op locaties waar we geen toegang hebben tot het elektriciteitsnet. Dan kun je helaas niet om diesel heen.”

Het bedrijf nam al verschillende maatregelen om de CO2-uitstoot van eigen materieel terug te dringen, maar volgens Bangma ligt échte duurzame impact elders. Om die kans te kunnen benutten, moet de keten echter nauwer en anders leren samenwerken. “Het liefst neem je bronmaatregelen”, legt hij uit. “Geen efficiënter dieselaggregaat dus, maar helemaal geen dieselaggregaat meer. Om zulke stappen te nemen, heb je echter de hele keten nodig.”

Eco-effectiviteit versus eco-efficiëntie

Bangma heeft een woord voor dergelijke stappen: eco-effectiviteit. “Nogmaals: het is natuurlijk goed om je dieselgebruik efficiënter in te richten, maar als je echt een verschil wilt maken, gebruik je liever helemaal geen diesel meer”, licht hij toe. “Als wij een project volledig op elektriciteit zouden kunnen uitvoeren (en daar natuurlijk groene stroom voor inkopen), dan ben je een enorm aandeel van je CO2-uistoot in één keer kwijt. Dan praat je over een gamechanger.”

Vooralsnog is het lastig om deze eco-effectiviteit in de praktijk te brengen. De manier van samenwerken in de keten die er voor nodig is, is namelijk nog niet gangbaar. Bangma: “Bij aanbestedingen wordt traditioneel een contract opgetekend op basis van de scope van het werk met de eisen en randvoorwaarden die daarbij horen. De marktpartij die het contract in de wacht sleept, is vanaf dat moment volledig verantwoordelijk voor de (correcte) uitvoering van het project. Juridisch gezien werkt dat goed en zuiver, maar om duurzame impact te maken werkt het juist tegen. Het zorgt voor een harde scheidingslijn tussen aanbesteder en uitvoerder, terwijl die bij het oplossen van duurzaamheidsvraagstukken juist de handen ineen moeten slaan.”

Volgens Bangma is het dan ook essentieel dat de relatie tussen de aanbestedende en uitvoerende partij kritisch onder de loep genomen wordt. Het voorbeeld van diesel illustreert dat: als er op een projectlocatie geen nutsvoorzieningen aanwezig zijn, blijft een uitvoerende partij aangewezen op dieselaggregaten. “Dan kunnen we heel goed letten op ons dieselverbruik en machines uitzetten als het kan, maar dan hebben we aan het einde van het project bijvoorbeeld 8 procent minder diesel gebruikt. En als we het héél goed doen, tikken we misschien de 15 procent aan. Met de juiste nutsvoorzieningen maken we veel meer impact, maar daar speelt de aanbesteder en beheerder een onmisbare rol. Als we de benodigde voorwaarden niet op voorhand en gezamenlijk borgen, blijven we aangewezen op dieselaggregaten.”

Positieve prikkels en betere samenwerking

Dergelijke samenwerkingen in de keten komen vooralsnog langzaam op gang, al ziet Bangma wel beweging. Opdrachtgevers maken duurzaamheid bijvoorbeeld een steeds belangrijker onderdeel van hun beleid, wat naar verwachting de komende jaren zijn effect zal hebben op de aanbestedingen. Een belangrijke ontwikkeling, stelt hij: “Dat geeft een positieve prikkel voor marktpartijen om met duurzaamheid aan de slag te gaan. Als jouw duurzame inspanningen in bedrijfseconomisch opzicht niets opleveren, dan werkt dat demotiverend voor de koplopers. Maar als je je met duurzaamheid kan onderscheiden in aanbestedingen, worden ambities juist aangejaagd.”

Daarnaast staan steeds meer aannemers open voor nieuwe vormen van samenwerking en worden er door aanbesteders pilotprojecten gedaan met een alternatieve aanpak, merkt Bangma op, al heeft dat tegelijkertijd een lange adem: “Het gaat immers om een markttransformatie, waarbij verschillende aspecten (zoals contractvormen en de verdeling van risico’s) op de schop moeten en iedereen in de keten mee moet doen. Dat heeft tijd nodig.”

Het gesprek aan gaan

Voor marktpartijen als Van der Ende is het daarom zaak om actief het gesprek aan te gaan, vervolgt Bangma. Bijvoorbeeld tijdens marktconsultaties, waar opdrachtgevers, aannemers en adviesbureaus dilemma’s aan elkaar kunnen voorleggen. “Juist op dat soort momenten is het belangrijk om te laten zien welke kansen en voordelen er ontstaan als je duurzaamheidsvraagstukken met de hele keten benaderd.”

“Steeds meer organisaties zien de noodzaak en kansen voor nieuwe vormen van samenwerken, zowel aanbesteders als marktpartijen”, besluit Bangma. “Nu is het zaak om er vorm aan te geven.”

Prev:
Next: